Nieuws
Petities.nl
stemwijzer
Nieuwsoverzicht


VSA update Jaargang 11, nr. 4, 4 juni 2020
publicatiedatum 09 Jun 2020

Factcheck

De aanleiding

Kort na de zeer slechte uitkomst van de centrale loting en matching voor het Amsterdams voortgezet onderwijs dit jaar, stelden op 14 april de CDA en VVD fracties in de gemeenteraad 19 kritische vragen aan het college van burgemeester en wethouders (B&W) over de zorgwekkende trend. Vragen over de resultaten en effecten die ieder jaar honderden Amsterdamse kinderen treffen. Het college van burgemeester en wethouders hebben deze vragen op 28 mei schriftelijk beantwoord.

De antwoorden van het college stelden de ouders aangesloten bij VSA teleur. Zij hoopten op coulance voor hun kinderen, maar het college doet geen handreiking en verdedigt het bestaand beleid onder het mom dat meer leerlingen naar brede scholen moeten omdat daardoor de kansengelijkheid zou toenemen. Omdat het ons reeds langer opvalt dat de informatieverstrekking van zowel de schoolbestuurders verenigd in OSVO als de gemeente tekortschiet, heeft VSA alle antwoorden onder de loep genomen. Wij vinden dat ouders daar recht op hebben. Het OSVO beslist nog voor de zomervakantie over het al dan niet voorzetten van de huidige procedure, op basis van een (nog) niet gepubliceerd evaluatierapport.

Het oordeel

Slechts 1 van de 19 antwoorden op de gestelde vragen is volledig en juist beantwoord door het college. De antwoorden op de overige vragen zijn onjuist, ontwijkend, niet concreet of onvolledig en daarmee vaak misleidend.

De factcheck

Ieder antwoord van het college hebben we gecheckt op waarheid en volledigheid. Daarvoor maakten we gebruik van alle gepubliceerde rapporten over de centrale loting. De analyse matching en loting voortgezet onderwijs van dit jaar is gereed en in bezit van OSVO, maar helaas nog niet gepubliceerd en dus niet in ons bezit.

Vraag 1: Vindt het college dat het VO-aanbod momenteel voldoende aansluit op de vraag?

Antwoord college: “...ieder jaar voldoende plekken van voldoende kwaliteit beschikbaar... Voor circa 7.700 leerlingen waren circa 10.000 plekken beschikbaar.”

Oordeel: Onjuist.

Realiteit: In 2020 waren voor 7.672 leerlingen 9.976 plekken beschikbaar, inclusief 1.192 plekken (16%) op scholen met een oordeel onvoldoende, zwak of zeer zwak van de onderwijsinspectie. Het aantal plekken met een voldoende oordeel van de onderwijsinspectie is derhalve 8.784, niet 10.000 plekken van voldoende kwaliteit zoals gesuggereerd.

Dit zegt overigens nog niets over de balans tussen vraag en aanbod. Het gaat bij vraag immers over de voorkeur (bv. waar voelt een kind zich thuis?) en niet alleen over kwaliteit van onderwijs.

De bekende echte voorkeuren en het VO-aanbod loopt steeds verder uiteen. Voor 3.495 plekken (35% van de totale capaciteit) was in 2019 überhaupt geen vraag, er waren geen leerlingen voor deze plekken. Vooral voor (van oorsprong) vmbo scholen buiten centrum en zuid zijn onvoldoende leerlingen. Tegelijk bedroeg het totaal tekort aan plekken in 2019 1.027, waarvan meer dan 70% bij populaire, aantrekkelijke en kwalitatief goede scholen in centrum en zuid. Deze tekorten bestaan op vwo, havo en vmbo niveau. Vooral op havo en havo/vwo niveau zijn tekorten. Het aandeel categoraal vwo in het tekort bedraagt 24%.

In 2020 is het capaciteitstekort op basis van 1e voorkeur verder toegenomen (gedetailleerde cijfers zijn nog niet gepubliceerd door OSVO).

Vraag 2: Vindt het college dat de aansluiting van aanbod op vraag in de afgelopen drie jaar

is veranderd? Zo ja, is er sprake van een verbetering of een verslechtering? Zo

nee, waarom niet? Graag een toelichting.

Antwoord college: “...meer leerlingen de overstap zouden maken ten opzichte van vorig jaar”… “Zo is het onderwijsaanbod de laatste jaren uitgebreid met 3 brede scholen en een categoraal vmbo ... en hebben enkele scholen een nieuwe afdeling voor vmbo, havo en/of vwo”, “in gesprek op welke manier de uitslag de komende jaren verbeterd kan worden door aanpassingen in het onderwijsaanbod.” “Het OSVO heeft een aantal keuzes gemaakt... die wel tot verbetering kunnen leiden”

Oordeel: Onjuist.

Realiteit: Verslechtering resultaten is exponentieel, door een groeiende vraag/aanbod mismatch. In 2020 werden maar liefst 1.464 kinderen (19,1%) uitgeloot op hun school van aanmelding. Vergelijking 2020 vs. 2019: Aantal aanmeldingen: +92 (+1%). Uitgelote leerlingen: +210 (+17%). Leerlingen buiten top-3 voorkeur: +273 (+ 88%). Leerlingen buiten top-5 voorkeur: +140 (+102%). Heeft de uitbreiding afgelopen jaren geleid tot verbetering van de balans tussen vraag en aanbod? Nee. De groeiende mismatch tussen vraag en aanbod en de verslechterende bereikbaarheid van scholen is gemakkelijk meetbaar (capaciteitstekorten/overschotten per school/onderwijs niveau/regio, minimum lotnummer om ingeloot te worden per school). Het OSVO en de gemeente hebben geen stappen gezet om de mismatch daadwerkelijk te verkleinen. Integendeel, door verlaging van de capaciteit op aantrekkelijke scholen en spreiding van het aanbod wordt de mismatch juist vergroot.

Vraag 3: Is het college van mening dat het onderwijsaanbod meegroeit met het stijgende

schoolniveau? Graag een argumentatie op basis van cijfers.

Antwoord college: “Het onderwijsaanbod wordt jaarlijks onder de loep genomen en aangepast waar nodig en mogelijk”. “Uit de cijfermatige analyse van de loting en matching blijkt dat de schooladviezen per onderwijsniveau de afgelopen 3 jaar redelijk stabiel zijn gebleven.” “in de tweede ronde hadden veel scholen nog plek om leerlingen te plaatsen. Zo hadden 19 scholen nog plek op hun vwo-afdelingen.” “De gezamenlijke schoolbesturen proberen het onderwijsaanbod zo goed mogelijk af te stemmen op de wensen van alle ouders en leerlingen” “In het nieuwe RPO bieden de schoolbesturen ruimte aan een aantal nieuwe kansrijke initiatieven die inspelen op maatschappelijke wensen”

Oordeel: Onjuist.

Realiteit: In 3 jaar (2016-2019) groeide het aantal leerlingen met havo en vwo advies met 160 (+4%) naar 4.292. De behoefte aan één extra havo/vwo school, alleen al door de groei van het aantal havo/vwo leerlingen in 3 jaar, is hiermee aangetoond (gemiddelde start capaciteit havo/vwo school in centrum en zuid bedraagt 175). Het capaciteitstekort van de 10 populaire scholen in centrum en zuid nam in 2018-2019 toe met 31%, naar 756 plekken en dat tekort stijgt naar verwachting naar ca. 900 in 2020. Dit is gevolg van een stijgende vraag (+284 in 2015-2019) en een dalend aanbod (-/- 190 in 2015-2020). Zie hier de belangrijkste oorzaak van de verslechtering van resultaten. Een toenemend aantal kinderen heeft een voorkeur voor aantrekkelijke en centraal gelegen scholen in centrum en zuid. OSVO en gemeente spelen daar niet op in, integendeel het aanbod in centrum en zuid wordt gereduceerd.

Het effect van de ophoging van adviezen na de centrale loting (>10% leerlingen) is in de cijfers niet meegenomen, waardoor het capaciteitstekort op havo en vwo structureel wordt onderschat. Het aantal leerlingen met vmbo advies daalde in 2016-2019 met 33 (-/- 1%), naar 3.288. In 2013-2019 daalde de vmbo groep met 652 (-/-17%).

De derde ronde aanmeldingen na heroverweging van de adviezen is een wassen neus, alle aantrekkelijke scholen zitten dan immers vol. De schoolkeuze is voor deze leerlingen beperkt tot de scholen waar na twee rondes loten nog plek is.

Het beleid van de schoolbesturen vergroot de mismatch en leidt tot het in stand houden van zwakke en minder populaire scholen. In mondelinge gesprekken wordt dat ook toegegeven.

Het nieuwe RPO (Regionaal Plan Onderwijsvoorzieningen 2020-2025) is van inferieure kwaliteit. Het in balans brengen van vraag op basis van voorkeur en aanbod wordt niet eens genoemd als doelstelling. Nieuwe initiatieven (spreiding) spelen niet in op maatschappelijke wensen (voorkeur voor scholen in centrum en zuid). Er wordt niet geïnvesteerd in extra capaciteit bij aantrekkelijke scholen of nieuwe scholen waar vraag naar is.

Vraag 4: Wethouder Moorman gaf in een reactie op de uitslag van de Centrale Loting &

Matching 2020 aan dat het onderwijsaanbod de afgelopen jaren is verbeterd.

Kan er worden aangegeven wat er precies wordt bedoeld met deze

verbetering?

Antwoord college: “nieuwe RPO bieden de schoolbesturen ruimte aan een aantal nieuwe kansrijke initiatieven die inspelen op maatschappelijke wensen”, “ingezet op een goede spreiding”, “Er is geïnvesteerd in de capaciteit waar vraag naar is.”

Oordeel: Onjuist.

Realiteit: De capaciteit van aantrekkelijke havo/vwo scholen in centrum en zuid daalde juist de afgelopen jaren, zie de factcheck bij vraag 3

De nieuwe scholen, geopend in afgelopen jaren, zijn niet succesvol, met name door kwaliteitsproblemen (Cornelius Haga lyceum, de Nieuwe Havo, SvPO, Vox college, IJburg College 2). De laatste succesvolle nieuwe scholen (populair en goede kwaliteit) waren het 4e Gymnasium, geopend in 2005 en het Hyperion lyceum geopend in 2011. Ook succesvol waren de kostbare verbouwing en onderwijsvernieuwing bij enkele niet categorale scholen (Metis Montessori lyceum, Sint Nicolaas lyceum, Fons Vitae lyceum). Spreiding leidt vaak tot een groeiende mismatch, omdat veel leerlingen, ook buiten de ring, graag naar scholen willen in centrum en zuid. Goed voorbeeld is het Cartesius 2. De vraag naar deze school, die een succesvolle start beleefde, daalde met maar liefst 61% nadat in 2019 werd besloten dat de school moet verhuizen van het centrum naar het Zeeburgereiland

Vraag 5: Vindt het college dat het onderwijsaanbod in de afgelopen jaren beter is gaan

aansluiten op de vraag? Zo ja, hoe duidt het college dan de slechtere resultaten

ten opzichte van voorgaande jaren? En hoe ziet het college dit gegeven het feit

dat het aanbod op categorale vwo-scholen sinds 2015 met ruim 100 plekken is

afgenomen, evenals gewilde havo- en vwo-lycea het aanbod havo en havo-vwo is

verminderd?

Antwoord college: “aantal scholen in Amsterdam tussen 2013 – 2020 toegenomen van 56 naar 63” “Enkele scholen ... nemen om de zo veel jaar een extra klas eerstejaars aan. In 2020 is gebleken dat geen enkele school dit doet” “Jaarlijks zijn er overigens veel meer vwo-plekken beschikbaar, dan er worden benut” “Dit jaar was er in de tweede ronde op 19 scholen nog plek op de vwo-afdeling”

Oordeel: Geen antwoord op de vraag en misleidend.

Realiteit: Het aanbod is slechter gaan aansluiten op de vraag. Ondanks de groei van het aantal scholen is de mismatch immers met honderden plekken toegenomen, wat de sterke verslechtering van resultaten verklaart. De groei van het aantal scholen zegt niets over verbetering van de balans tussen vraag en aanbod. Het college schuift de afname van capaciteit op aantrekkelijke scholen af als de verantwoordelijkheid van die scholen. Het college gaat daarmee voorbij aan de mogelijkheid die zij heeft om te sturen in het VO-aanbod (het college moet instemmen met het RPO, bekostiging van nieuwe schoolgebouwen).

Vraag 6: Welke acties onderneemt het college om de mismatch tussen vraag en aanbod in de komende jaren niet verder te laten vergroten? Is het college daarbij bereid voorbeeld te nemen aan andere grote steden in het land? Zo ja, welke dan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord college: “afspraak... om het onderwijsaanbod jaarlijks te evalueren. Hierdoor kan gedurende de looptijd van het RPO 2020-2025 worden ingespeeld op actuele ontwikkelingen.”

Oordeel: Geen serieuze poging tot goede vergelijking grote steden. Geen enkele garantie op verbetering.

Realiteit: Op geen enkele manier blijkt dat Amsterdam wil leren van andere grote steden, waar de resultaten wel acceptabel zijn (in de regel wordt 95-99% leerlingen geplaatst op de school van aanmelding, de rest komt op 2e en 3e voorkeur). Zolang OSVO weigert het VO-aanbod aan te passen aan de gevraagde en bekende echte voorkeuren van leerlingen, en ‘spreiding’ leidend blijft, zal de mismatch groeien.

Vraag 7: Het OSVO wijt de daling van het aantal leerlingen dat op hun eerste voorkeurschool is geplaatst aan het hogere leerlingenaantal dat meedeed met de procedure. Hoe duidt het college deze dalende trend? Deelt het college de analyse van het OSVO? Zo ja, hoe verklaart het college dan dat het aantal leerlingen dat buiten de top 3 en 5 is geplaatst is verdubbeld ten opzichte van 2019?

Antwoord college:kan liggen aan een hoger leerlingenaantal” “De procedure was dit jaar ook weer anders ingericht dan andere jaren”. “cijfermatige analyse... wordt nog uitgevoerd”

Oordeel: Ontwijkend. Het college kent de echte antwoorden al.

Realiteit: Leerlingen worden sinds 2015 door middel van centrale loting verdeeld over het bestaande aanbod. Niet het hogere leerlingenaantal verklaart de verslechtering, de VO-capaciteit is immers groter dan de vraag (zie ook het antwoord van het college op vraag 1). De groeiende mismatch tussen de bekende echte voorkeuren en het VO-aanbod verklaart de verslechtering. Gemeente en scholen weigeren in te spelen op de (voorspelde) groei van het aantal leerlingen, de veranderende vraag naar schoolniveaus en de voorkeuren van leerlingen. Omdat het hen ideologisch niet past, het saneren van minder populaire scholen pijn doet en het opzetten nieuwe kansrijke scholen geld kost.

Vraag 8: Zijn er specifieke onderwijsniveaus of type scholen, zoals kunstonderwijs of categorale scholen, waar leerlingen vaker dan gemiddeld worden uitgeloot? Zo ja, welke?

Antwoord college: “Circa 27 procent... kwam niet op hun eerste voorkeur”

Oordeel: Juist maar onvolledig.

Cijfers uit afgelopen jaren laten duidelijk zien bij welke scholen de toelatingskans het laagst is. De echte kans van een kind is afhankelijk van wel of geen voorrang en al dan niet een voorkeur voor een aantrekkelijke school. Vooral voor leerlingen met havo en havo/vwo advies zijn de kansen laag, bij sommige populaire scholen is de kans op plaatsing minder dan 30%. Door sterke correlatie in voorkeur voor populaire scholen komen deze kinderen vaak buiten hun top-5 terecht.

Vraag 9: Wat is de top 5 van scholen waar leerlingen niet geplaatst konden worden?

Antwoord college: “volgende vijf scholen het meest populair: 1. St. Nicolaaslyceum, 2. Barlaeus gymnasium, 3. Spinoza lyceum, 4. Fons Vitae lyceum, 5. Hyperion lyceum.”

Oordeel: Juist.

Nota bene: In de VSA update van 25 mei jl. zijn de meest en minst gewilde scholen per schoolniveau gerangschikt.

Vraag 10: Zou het college puntsgewijs een update willen geven van de opvolging en uitvoering van de vijf punten uit het dictum van de motie Q` (nr. 1039.19) van de leden Boomsma, Marttin en Timman, die op 20 juni 2019 door de gemeenteraad werd aangenomen?

Antwoord college: “Het OSVO heeft al deze punten overgenomen, behalve het punt van het afschaffen van de flexibele schil nadat de reservelijsten zijn aangesproken”

Oordeel: Onjuist.

Realiteit: Het onderzoeken of flexibiliteit verder uitgewerkt kan worden, betekent niet alleen met stoelen per klas er bij maar ook extra klassen als (tijdelijke) extra capaciteit, maar dat heeft niet plaatsgevonden. Integendeel, in 2020 daalde het aantal geplaatste leerlingen op aantrekkelijke havo/vwo scholen in centrum en zuid met 138 (-/- 9,1% capaciteit).

Vraag 11: Wat is volgens het college de verklaring dat het percentage leerlingen dat op de eerste voorkeursschool geplaats kan worden hoger ligt in steden als Rotterdam en Den Haag?

Antwoord college: “... In Amsterdam ligt het aantal leerlingen... veel hoger... gemiddeld meer leerlingen kiezen voor minder scholen. Hierdoor ligt het percentage leerlingen dat op de eerste voorkeursschool kan worden geplaatst hoger in steden als Rotterdam en Den Haag.”

Oordeel: Onjuist.

Realiteit: De mismatch heeft bij een minimum aantal scholen (bv. > 40) niks meer te maken met het gemiddeld aantal leerlingen dat bij een school start (90-120 per school), omdat de variëteit groot genoeg is. Amsterdam negeert de bekende echte voorkeuren en heeft trends verkeerd ingeschat. Het overschot aan vmbo aanbod buiten de ring is enorm, terwijl het tekort op aantrekkelijke scholen vooral in centrum en zuid snel toeneemt. Structuurverschillen (grootte en spreiding) van scholen in Rotterdam en Den Haag verschillen ook niet zodanig van Amsterdam dat dit kan verklaren waarom in 2019 respectievelijk 99% (Rotterdam), 97% (Den Haag) en 81% (Amsterdam) van de leerlingen geplaatst zijn op de school van aanmelding.

Vraag 12: Kan er bij deze procedure van dit jaar volgens het college sprake zijn geweest van een zogeheten ‘verdringingseffect’, waarbij leerlingen op volgorde van hun lotnummer op scholen met plek worden geplaatst, waardoor kinderen met hogere lotnummers nog minder kans maken geplaatst te worden op hun eerste keuze? Zo ja, hoe groot is dit effect in de loting?

Antwoord college: “mogelijk ten koste van een leerling die deze school op 1e voorkeur had.”

Oordeel: Waar maar onvolledig en daardoor misleidend.

Realiteit. Een aanzienlijk deel van de 1.464 kinderen is uitgeloot omdat kinderen die hun school als reserve opgeven (plek 2 t/m 12) voor gaan. De manier van loten veroorzaakt verdringing. In 2017 werd 27% van de kinderen uitgeloot door verdringing. OSVO is niet transparant over het verdringingseffect, terwijl dit een belangrijk extra negatief effect is van de mismatch. Leerlingen die kiezen voor een niet overtekende school kunnen toch uitgeloot worden. Leerlingen die kiezen voor aantrekkelijk atheneum onderwijs, worden geplaatst op een categoraal gymnasium waar ze leerlingen verdringen die juist voor gymnasium kiezen.

Ook strategische keuzes leiden tot verdringing, bijvoorbeeld leerlingen van Montessori en Dalton basisscholen hebben voorrang op het MLA of Spinoza. Het verdringingseffect neemt snel toe naarmate de mismatch tussen vraag en aanbod (en dus de schaarste) toeneemt.

Vraag 13: Vindt het college dat het effect gecompenseerd dient te worden? Zo ja, hoe?

Antwoord college: “beschikbare (schaarse) plekken in de stad eerlijk over de vraag van ouders en leerlingen te verdelen. Voorop staat dat dit systeem het meest eerlijk en transparant is”

Oordeel: Onjuist.

Realiteit: Het systeem is niet eerlijk, omdat een groot aantal kinderen (881 in 2019) voorrang heeft (100% kans op 1e voorkeur), meestal op populaire scholen, en daarmee schaarse capaciteit in beslag neemt. Voorrang wordt met name gegeven op grond van onderwijs concept, broertje/zusje en/of kinderen van onderwijs personeel. In 2019 was 11,6% van de populatie voorrangskind. Daarnaast heeft de manier van loten een sterk verdringingseffect (in 2017 werd 27% van de uitlotingen veroorzaakt door verdringing). Bovendien vergroot de mismatch de verschillen in kansen voor kinderen en vissen kinderen met opgehoogde adviezen na loting achter het net bij populaire scholen. Transparantie? Er is geen openheid over het verdringingseffect in de loting, geen finale cijfers na heroverweging adviezen, geen publicatie van het aantal en de reden van voorrang per school.

Vraag 14: Hoe staat het college tegenover het creëren van een extra klas op een populaire school of het uitbreiden van klassen?

Antwoord college: “... geen voorstander van het creëren van extra klassen nadat de procedure is doorlopen.”

Oordeel: Is de vraag verkeerd geïnterpreteerd? Waarom geen extra klas creëren op aantrekkelijke scholen voor ingang procedure?

Realiteit: Populaire scholen zeggen vaak dat ze niet kunnen uitbreiden, door gebrek aan fysieke ruimte en impact op kwaliteit. Ze leggen echter niet uit waarom ze krimpen in capaciteit. Na verbouwing van 4 populaire scholen in centrum en zuid (Fons Vitae lyceum, Amsterdams lyceum, Metis Montessori lyceum en MLA) – betaald door de gemeente – zijn totaal ca. 229 start plekken verloren gegaan. Een extra klas op een gewilde school als het Hyperion lyceum heeft als effect dat ook leerlingen op andere scholen meer kans hebben op plaatsing (omdat de verdringing afneemt). Het nieuwe gebouw zou daarvoor ruimte moeten bieden. Overigens, in 2015 zijn na de procedure wèl tijdelijke extra klassen gevormd op de populaire scholen. Zo kon het Cartesius lyceum dat jaar eenmalig een extra havo/vwo brugklas opnemen omdat de gemeente nabij het schoolgebouw extra ruimte daarvoor huurde.

Vraag 15: Gaat het college iets doen voor de leerlingen die hoopten op een hoger schooladvies door middel van de eindtoets, die nu niet meer doorgaat?

Antwoord college: “nauw contact met het OSVO om te kijken welke extra maatregelen kunnen worden genomen”

Oordeel: Niks concreet.

Realiteit: Er wordt nog geen concrete actie ondernomen. OSVO en het college zeggen kansengelijkheid na te streven, maar willen geen concrete maatregelen nemen om deze groep leerlingen niet alleen in woord maar ook in daad gelijke kansen te geven.

De minister van Onderwijs heeft uitdrukkelijk bepaald dat ouders van leerlingen met dubbeladviezen zèlf mogen bepalen op welk van de twee niveaus zij hun kind aanmelden voor de brugklas. In Amsterdam loten leerlingen met dubbeladviezen echter mee op het laagste niveau. Nu de eindtoets niet doorgaat krijgen deze leerlingen ook geen heroverweging van het mogelijk te lage advies en is de kans dat ze in de brugklas op een te laag niveau starten groot. Bovendien zijn sinds centrale loting ook op brede scholen de brugklassen veelal categoraal ingedeeld en worden hoge eisen gesteld aan ‘opstromen’ naar het hogere niveau.

Vraag 16: Is het college van mening dat de uitzonderlijke omstandigheden waarin leerlingen, ouders en scholen nu leven als gevolg van de coronarestricties – waarbij er bijvoorbeeld geen scholen meer kunnen worden bezocht – vragen om maatwerk en uitzonderlijke maatregelen rechtvaardigen? Zo ja, hoe zou deze ‘coronacoulance’ er volgens het college uit moeten zien?

Antwoord college:Zie antwoord vraag 14”

Oordeel: Moet vraag 15 zijn. Niks concreet.

Realiteit: Er wordt geen concrete actie ondernomen.

Vraag 17: Klopt het dat er scholen zijn die extra plekken voor leerlingen willen creëren? Zo ja, hoeveel en welke scholen zijn dit en hoeveel extra plekken betreft het per school en in totaal? En hoe heeft OSVO hierop gereageerd? Heeft OSVO hier toestemming voor gegeven of dit juist tegengehouden?

Antwoord college: “Nee”

Oordeel: Onjuist.

Realiteit: In verbale gesprekken met schoolleiders en –bestuurders wordt wel degelijk gezegd dat men extra klas(sen) wil, maar dat het overkoepelende schoolbestuur en/ of OSVO dat tegenhouden. Ook de gemeente wordt door schoolleiders en –bestuurders genoemd als sta-in-de-weg voor extra klassen. De scholen-oligopolie heeft geen belang bij uitbreiding van de VO-capaciteit. Dankzij gedwongen winkelnering worden immers ook hun onaantrekkelijke scholen gevuld met de pechvogels die een te hoog lotnummer kregen.

Vraag 18: Zie vraag 14. Identiek.

Vraag 19: Wat vindt het college van een verlenging van de huidige plaatsingsprocedure? Is het college van mening dat de gemeenteraad betrokken en eventueel dient te worden bij een eventuele verlenging van deze procedure?

Antwoord college: “samenwerkende schoolbesturen bepalen hoe de overstap van po naar vo eruitziet... wel in gesprek met het OSVO”

Oordeel: Ontlopen van verantwoordelijkheid.

Realiteit: Het is onzin dat het college nauwelijks invloed heeft op schoolbestuurders. Alle gebouwen zijn van de gemeente, het RPO moet het college goedkeuren en er vinden regelmatig gesprekken plaats. Bovendien heeft OSVO na het debacle van de eerste centrale loting in 2015 onder druk van de gemeente de centrale loting alsnog doorgezet. Het college heeft dus wel degelijk een vinger in de pap en een sterke onderhandelingspositie. De realiteit is dat het college met haar anti-elitaire agenda de prioriteiten van het OSVO wel prima vindt. Daarbij wordt volstrekt voorbij gegaan aan de belofte in 2015 dat het VO-aanbod zou worden aangepast aan de gebleken echte voorkeuren. Triest is het dat het belang van het kind niet centraal staat maar politiek wensdenken. Voor het streven naar kansengelijkheid zou de kwaliteit van onderwijs voorop moeten staan, niet de spreiding van leerlingen over het bestaande VO-aanbod.

Conclusie

Dit gaat over keuzevrijheid en bereikbaarheid van onderwijs in het belang van het kind. Het zou het college sieren geen halve en hele onwaarheden te gebruiken in de verdediging van haar beleid. Het ontkennen van harde feiten, het niet durven stellen van de juiste diagnose, het niet nemen van maatregelen die noodzakelijk zijn om de mismatch tussen vraag en aanbod aan te pakken, zullen de problemen alleen maar verergeren en duizenden kinderen de dupe laten worden van falend beleid. Is dat de erfenis die dit college wil achterlaten?

Ouders willen op korte termijn maatregelen om vraag en aanbod in balans te brengen:

1. Verlaging capaciteit populaire scholen onmiddellijk terugdraaien. Capaciteit maximaliseren met behoud van kwaliteit van onderwijs.

2. Opzetten nieuwe scholen die inspelen op de vraag, met bewezen succesvolle en aantrekkelijke onderwijs concepten, op aantrekkelijke centrale locaties.

3. Verbeteren, verkleinen, samenvoegen of opheffen van scholen waar structureel geen vraag naar is.

4. Centrale loting eerlijk en transparant maken, zonder verdringing en onrechtvaardige voorrangsregels en gelijke kansen voor leerlingen met opgehoogde adviezen.

In het kader van kansengelijkheid zou het college zich volop moeten inzetten op het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs voor alle Amsterdamse kinderen.


Content Management Powered by CuteNews